Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [58]zij zullen den Filistijnen [59]op den schouder vliegen [60]tegen het westen, [en] [61]zij zullen te zamen [62]die van het oosten beroven; [63][aan] Edom en Moab [64]zullen zij hun handen slaan, en [65]de kinderen Ammons [66]zullen hun gehoorzaam zijn. 58. Te weten Efraim en Juda gelijkelijk. 59. Dit is geestelijkerwijze te verstaan, alzo namelijk, dat de gelovige Israelieten de heidenen door de predikatie van het heilige Evangelie snellijk zullen op het lijf vallen, aangrijpen en overwinnen, overmits zij enigen hunner tot het Christengeloof brengen zullen, en de anderen zullen zij overtuigen dat zij gene ontschuldiging voor God hebben zullen. Immers geeft de profeet door deze gelijkenis [genomen van een roofvogel of vos, die de hoenders op het lijf valt] te kennen de victorie, welke de Heere zijne kerk tegen hare vijanden verlenen zou. Gelijk zulks door de apostelen en andere leraars is vervuld geworden. 60. Hebreeuws, tegen de zee aan. De Middellandse zee ligt ten lande van Kanaan tegen het westen. De profeet geeft hier te kennen dat het Evangelie zou gepredikt worden in het oosten en in het westen; zie Matth.8:11. 61. Aldus spreekt de profeet oneigenlijk van de predikatie van het goddelijke Woord, willende te kennen geven dat de kerk van Christus al hare vijanden zou bestrijden en overwinnen door de kracht en den zegen des Heeren, om de uitverkorenen te brengen onder zijne gehoorzaamheid. 62. Hebreeuws, de kinderen van het oosten. Zie Job 1:3, en de aantekening aldaar. 63. Dat is, aan de Edomieten en Moabieten. 64. Hebreeuws, zal de zending hunner handen zijn. 65. Dat is de Ammonieten. 66. Te weten overmits zij de leer van het heilige Evangelie met een vast geloof zullen omhelzen.